Uitgangspunten voor biologisch-dynamisch imkeren

In 1979 ontstond de BD-imkerwerkgroep dankzij Sieb Fontein (1914-1993). Hij was zich bewust van de grote bedreiging die de moderne, kunstmatige bijenteelt voor de imme is. Het werk van Rudolf Steiner (1861-1925), grondlegger van de antroposofie, was zijn inspiratiebron. In de voordrachtcyclus “De Bijen” gaf Steiner in 1923 al aan dat de vreugde omtrent de kunstmatige, reguliere bijenteelt, die rond 1908-1912 begon, geen 100 jaar zou duren. Inmiddels is het zover.

In de lezingencyclus “De Bijen” spreekt Rudolf Steiner in 1923 tot de arbeiders, die werkten aan het Goetheanum, over de bijzondere taak van de bijen in de aarde- en mensheidsontwikkeling. In de mysteriestromingen in de oude cultuurperioden werd deze voorbereid. Als imkerwerkgroep zien wij het als onze taak deze impuls en haar achtergronden te onderzoeken en naar de praktijk van het imkeren te vertalen, waardoor de vitaliteit van het bijenorganisme ondersteund wordt.

Hieruit zijn bijvoorbeeld onderstaande inzichten voor het houden van bijen voortgekomen die verschillen met de reguliere bijenteelt :

  • het bijenvolk, de imme, is te beschouwen als één organisme, één wezen. Daartoe behoren de koningin, de werksters, de darren, de raten, het broed, de voorraden stuifmeel en honing, maar ook de hele omgeving die de imme verzorgt. Een imme verzorgt zo’n 60 km2 .
  • het laten afkomen van zwermen is de meest optimale basis voor de geboorte van de nieuwe imme. Dit in de plaats van het kunstmatige zwermen, KI of anderszins, waarbij de imker meestal grof ingrijpt in het bijenorganisme.
  • de raten kunnen de bijen het best zelf bouwen in plaats van kunstraat te geven. Als door de bijen zelf gebouwde raat goed bekeken wordt, is te zien dat er vele onregelmatigheden in zitten. Iedere imme bouwt op haar eigen manier de raten. Met kunstraat wordt het bijenorganisme in een vorm gedrongen die niet de hare is. De kunstraat is bovendien erg grof, veel groffer dan de eigen raatbouw. Bijen kunnen op raat, opgetrokken uit kunstraat ook heel moeilijk met elkaar via de raat communiceren, wat met het trillen van de pootjes op de raat gebeurd, wat weer een grote rol speelt voor de vitaliteit van de imme.
  • de bij-eigen natuurlijke afstand tussen de raten (35 mm – hart tot hart) wordt door de zelfbouw van de bijen in acht genomen. Optimaal komen we dan tot 11, liefst 9 raams kasten als we het oude kastensysteem willen blijven gebruiken. Regulier is de onderlinge afstand in de 10-raams standaardkasten 38,5 mm. Dit is een grotere afstand die op honingwinning gericht is en niet op de bevordering van een optimaal en krachtig, warm broednest. Bovendien zitten in kunstraat (gesmolten en in een vorm geperste raat uit alle hoeken van de wereld) residuen van chemicaliën waarmee de laatste 20 jaar vrijwel iedere reguliere imker zijn/haar bijen behandelt tegen allerlei parasieten en ziekten.
  • het is te prefereren de bijen één grote ruimte te geven waarin ze een ongedeeld bijenlichaam kunnen bouwen. Bijvoorbeeld in een grote korf of in een kast met hoge ramen (bijvoorbeeld combiramen). Het broednest ontwikkelt zich dan als een gesloten bolvormig geheel. Deze bolvorm wordt in standaardkasten onderbroken omdat kleinere ramen boven elkaar hangen. Hierdoor ontstaat er een koude-brug in het broednest die de bijen maar hebben op te lossen. Dat kost energie die opnieuw ten koste gaat van de vitaliteit van het bijenvolk.
  • iedere imme mag zoveel darren hebben als ze zelf voortbrengt, gezien de bijzondere functie die de dar heeft. De kennis omtrent de functie en betekenis van de dar is regulier vrijwel onbekend en één van de grootste geheimen van de imme. Een tipje van de sluier: darren zijn vooral de communicatoren (de zenuwcellen) binnen de imme en met andere immen. Wie de bijen zelf hun raat laat bouwen ziet dat er extra veel darrenraat gevormd wordt als een inhaalslag tegen het onderdrukken van deze raatvorm (bijvoorbeeld door kunstraat te geven of door darrenraat weg te snijden). Na een viertal jaren is dat effect verdwenen en kan de vorm van het bijenlichaam hersteld zijn.
  • als er bijgevoerd moet worden om de bijen de winter door te helpen, geniet het inwinteren op eigen honing de voorkeur. Als dat niet lukt, kan het bijvoederen met een suikeroplossing verrijkt worden met eigen honing en/of kruidenthee (met o.a. kamille) en eventueel een snufje zout. Door dit verrijken van de suikeroplossing wordt het de bijen makkelijker gemaakt de suiker om te zetten tot ‘honing’.
  • de bijenwoning is van stro(rogge- of bunt) en/of van ongelijmd hout. Geen of zo min mogelijk metalen delen in de kast: afstandsreepjes, ijzerdraad in kunstraat. Ook geen gelijmde multiplex kasten.
  • er is een respectvol contact van imker tot imme. Een imker die niet overgevoelig is voor bijensteken werkt met blote handen in de bijen. De bijen kunnen de imker dan laten merken als deze te grof werkt. Bijen steken niet zomaar, de afzonderlijke bij verliest immers daarmee het leven, dus er moet wel een heel goede reden zijn om te steken en dat blijkt…. Het is aan de imker te begrijpen waarom er in individuele situaties gestoken wordt.
  • de winterrust van de imme wordt gerespecteerd; de woning wordt niet geopend. Zo blijft de propolisrand, die de imme zorgvuldig heeft aangemaakt, intact.

Vragen naar “het wezen van de bij”
Het “Imkeren uitgaande van het wezen van de bij” is iets wat voortdurend in ontwikkeling is.

De BD-imkerwerkgroep stelt geen algemene richtlijnen, maar bevordert individueel imkerschap vanuit dit uitgangspunt. Er is geen recept, geen kwaliteitskeurmerk, geen commercieel uitgangspunt, geen BD-imkermethode met voorschriften.

Inmiddels hebben meer dan 1000 imkers en imkerdocenten cursussen bij ons gevolgd en laten weten over te stappen naar het ‘imkeren uitgaande van het wezen van de bij”. Er is evenwicht tussen het aantal mannen en vrouwen bij deze ‘nieuwe imkers’, ook is de gemiddelde leeftijd tientallen jaren lager dan die van reguliere imkers.

Aldus ontstaat een groeiende beweging van individuele samenwerkende imkers in Nederland en België die het voortbestaan van de honingbijen dragen, door het versterken van de vitaliteit van de imme, vanuit het begrip van hun aard en wezen. Voor iedere imker is dat een voortdurende ontwikkelingsweg.

Basislectuur:
Steiner, Rudolf: De Bijen
Lorenzen, Iwer Thor: Natuur en Wezen van de Honingbij